maandag 15 december 2008

Grove aantekeningen volleyballectuur

Aantekeningen volleyballectuur

‘Mijzelf ontwikkelingen is de drijfveer voor wat ik doe’

Visie boven programma, programma boven team, team boven speelsters

Van liefhebber tot topper; plezier – presteren – winnen – droom – top – beroep

Eigenschappen van de Ned. sporter:
Ned zijn fysiek sterk
Zijn intelligent
Creatief en slim
Rechtvaardigheidgevoel
Geen competitie in het dagelijkse leven
Perfectionistisch ingesteld
Nemen weinig risco
Hebben geen killersinstinct
Druven niet voor de volle 100% ergens achter te gaan staan
Durven niet uit te stralen dat ze goed zijn
Relativeren heel veel
Laten alles makkelijk over zich heen komen

Ned moeten zich richten op:
Intrinsieke motivatie (altijd 100% inzet)
Competentie elementen en afrekenmomenten invoeren
Druk opvoeren
Leren knokken
Onvoorwaardelijkheid eisen

‘als ik een ploeg moet leren motiveren, kan ik de tent beter sluiten’

Winnaars werken altijd hard, verleggen hun grenzen, hebben drive en passie, tonen wilskracht en geven zaken op om hun doel te bereiken.

Het opzetten van een strategie
Stap 1; Analyse
Verzamelen van data (geg van eigen team en tegenstander)
Uit de data een diagnose stellen
Stap 2; Voorspelling
Op basis van kennis, ervaring, intuitie en logica een voorspelling doen over wat er te verwchten valt
Hierdoor bepaalt de coach de zwakke punten v.d tegenstander en beschermt hij de eigen sterke punten
Stap 3; Plan
Het bedenken v.e gericht plan
Het plan moet bij het eigen team passen, qua stijl en uitvoerbaarheid
Het plan moet aan te passen zijn
Stap 4; Testen
Op de training uittesten
Stap 5; Vragen stellen en beantwoorden
Zou het plan kunnen werken
Waarom voor deze strategie gekozen (drijveren en beweegredenen)
Wat zijn de sleutelacties
Begrijpen de speelsters de essentie
Welke situatie kan ik voorzien (eigen team als tegenstander)
Stap 6; Bijstellen
Op basis van training, wedstrijd, speelsters 2de coach
Voortschrijdend inzicht
Stap7; Match-up
Definitieve opstelling
Definitieve afspraken en opdrachten

Volleybaldata
Opstelling per rotatie
Aanvalspatroon 1e tempo
Slagrichting aanv
Passstatistieken
Verdeling v.d set
Bloksysteem tegenstander
De service
Percentage v.d pass, aanv, verd, scores per rotatie
Play by play koppeling tussen soort pass, 1e tempo, plek sv

Bewegingsleer

Eigenschappen van het zenuwstelsel
Sturing; het samentrekken van de spieren wordt door het zenuwstelsel qua ruimte en tijd georganiseerd. De hersenen geven een impuls die bepaalt of en in welke mate spieren samentrekken; hoe lang, hoe sterk en in welke combinaties
Plasticiteit; de structuur en de functie v.h zenuwstelsel kunnen veranderen. Door oefening verandert het functioneren v.d zenuwcellen, zodat vaardigheden doeltreffender kunnen worden uitgevoerd.
Flexibiliteit; de motoriek v.e mens is flexibel. Bewegingen en spierconcentraties variëren afhankelijk van de omgevingscondities voortdurend.
Economie; het gaat ook om het niet nodeloos aanspannen v.d spieren. Topspeelsters voeren techniek effectief uit.

Het vrijheidsgradenprobleem; een speelsters moet bij het trainen van bewegingen precies weten welke spieren hij moet vastzetten om er een functionele eenheid van te maken. De bewegingsleer houdt zich hiermee bezig en geeft een goede kijk hoe bewegingen moeten worden uitgevoerd. Denk bijvoorbeeld aan de pass; schouders vastzetten.
Coördinatieve structuren; zijn spieren en gewrichten die functioneel zijn gekoppeld. Deze coordinatieve structuren worden bij elke motorische vaardigheid aangetroffen. Als het lichaam een bepaalde beweging moet uitvoeren, maakt het gebruik van deze structuren.
Controle; is het afstemmen op de actuele situatie.

Taak en regels
Elke techniek heeft tot doel het uitvoeren van een motorische taak. Als de taak bekend is, dan moeten de regls voor het uitvoeren van die taak worden ontdekt; de grammatica van de beweging.
Uit de taak en regels volgen uiteindelijk de coördinatieve structuren. Zo volgt er voor iedere techniek een bewegingsschema met daarin:
Taak
Regels
Coördinatieve structuur

Gebaseerd op de theoretische kennis gaat het leren van bewegingen volgens de volgende principes:
Benoem de motorische taak (bv scoren)
Ontdek regels (grammatica v.d beweging)
Leer de tijdbasis zoeken (het inschatten van de snelheid van de bal)
Ordening van ruimte (pos t.o.v. de bal, het net, de tegenstander)
Verweven van coördinatieve structuren (trainen van de basisstructuur)
Steeds betere controle door het oppikken van taakrelevante en subtielere informatie (verbeteren van de actie door gebruik te maken van details)

Het vertalen v.d bewegingsleer naar de training
Een coach dient zich tijdens de trainingen altijd aan de volgende aanbevelingen te houden:
Geef een speler altijd een duidelijke taak
Een speler moet doelgericht zijn
Gebruik specifieke oefeningen en wees kritisch t.o.v. a-specifieke oefeningen
Variatie van oefenstof is essentieel, waardoor de spelers er achter komen wat controle is
Het accent kan steeds worden herhaald, maar louter onder steeds wisselende omstandigheden
Train zaken altijd in een verband zoals die in de wedstrijd voorkomen
Maak steeds gerbuik van feedback
Kracht en uithoudingsvermogen zijn van weinig waarde als de sturing niet gpoed is
Het organisme zoekt steeds naar versimpeling; geef daarom niet teveel aanwijzingen
Iets afleren bestaat niet, als een beweging is aangeleerd, is alles voor eens en altijd opgeslagen op de ‘harde schijf’ v.d speler en je kan het niet meer wissen. Als je hebt leren zwemmen leer je het nooit meer af. Iets bij leren is wel mogelijk!
Geef extra opdrachten mee
Creëer een scorensysteem

Aanwijzingen en bewegingsleer
Aanwijzingen moeten aan twee criteria voldoen:
Het moet een lichaambeweging zijn
De aanwijzing moet waar te nemen zijn

Twee juiste voorbeelden:
Knieën voor je tenen
De laatste twee passen rechts en links

Foute voorbeelden:
Sneller aanlopen
Laatste pas moet groot zijn
Armen omhoog bewegen

Opmerkingen:
Correctie op de taak en niet op de fout
Leer spelers verschil te zien tussen aanvaarden fouten en onaanvaardbare
Nabootsen van andersman gedrag is een sterke eigenschap v.d mens, dus deze eigenschap benutten

Na de principes uit de alg bewegingsleer, is er meer nodig om dit om te zetten naar de volleybal specifieke bewegingsleer. Dit kan door middel v.d de volgende stappen:
De wetten van de biomechanica
De bewegingsregels
De bewegingsprioriteiten
De hoofdfase van bewegen
De principes van techniektraining

De wetten van de biomechanica
Hoe verder de voeten uit elkaar staan, hoe stabieler een speler staat
Hoe lager het LZP (denkbeeldige punt in het midden van het lichaam), hoe stabieler een speler staat. Als een speler meer door zijn knieën buigt staat hij stabieler
Als een speler breed (voeten meer uit elkaar) gaat staan en door z’n knieën gaat, heeft hij een heel stabiele UGP. Dit is een enorm bruikbaar principe bij het verdedigen, maar ook voor het passen
Hoe meer massa een speler heeft, des te stabieler staat hij. M.a.w.: iemand die te zwaar is moet meer arbeid verrichten om een beweging te starten
Als er aan speler gewicht wordt toegevoegd, d.m.v. krachttraining kan het LZP veranderen
Als een speler de principes van stabiliteit leert, kan hij ook met onstabiliteit omgaan. Heel vaak wil een sporter snel bewegen in een bepaalde richting. Hierdoor wordt de stabiliteit tijdelijk opgeheven en maakt plaats voor onstabiliteit. Dit is ook bij het verdedigen zo, knieen over de tenen en schouders over je knieën. Dit is instabiel maar geeft wel de mogelijkheid om snel naar voren te bewegen.
Door de zwaartekracht zal een speler die springt altijd een traject in de vorm van een halve cirkel afleggen. Tijdens een sprong is het niet meer mogelijk dit traject te veranderen

Bewegingsprioriteiten
Beperk het aantal te verwachten bewegingen van een speler. Een coach moet keuzes maken welke ballen moeten worden verdedigd en welke niet. Dit wordt bepaald door de UGP.
Kies als speler de optimale positie die gebaseerd is op; alg biomechanische principes en de te verwachten beweging
Beweeg nooit in de verkeerde richting, de beweging moet altijd in de richting van de bal zijn.

Voetenstanden

∩ Rechtervoet voor de linker; makkelijk voorwaarts bewegen en eenvoudig ballen links van het lichaam te spelen.

∩ Linkervoet voor de rechter; makkelijk voorwaarts bewegen en eenvoudig ballen rechts van het lichaam te spelen.

∩ ∩ Voeten naast elkaar; makkelijk zijwaarts bewegen en eenvoudig ballen links en rechts van het lichaam te spelen

/ \ Voeten naast elkaar naar binnen; voorwaarts bewegen is goed mogelijk, maar naar achteren niet. Ballen links en recht van het lichaam zijn goed te verdedigen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten